Psychopaat in Zweden

Zaterdag 1 april 1995, Zweden

Nederlandse Noordkaap Expeditie 1995

De afgelopen dagen ben ik te gast geweest in de Scandic Hotels in Umeå, Skellefteå en Luleå. Ondanks dat ik elke dag zo’n 100 tot 135 kilometer heb gefietst door een ijzig landschap, heb ik meer het idee dat ik een luxe trainingsstage doorloop, dan dat ik bezig ben met een winterse fietsexpeditie door Scandinavië.

Psychopaat in Zweden

Onderweg in Zweden

Vandaag houdt het feest echter op. Er liggen geen hotels meer op mijn weg waar men mij verwacht. Om dat te vieren valt er een dik pak sneeuw, dat op de weg door het gestrooide zout in een blubberige massa verandert. Passerende auto’s doen hun best dit zo hoog mogelijk op te spatten. Het ijswater doet pijn aan m’n gezicht. Ik begin kwaad te worden op de auto’s, op het weer en het meest nog op mezelf, omdat ik hieraan begonnen ben.

Later die dag klaart het weer op en daarmee ook mijn bui. Rond zes uur steek ik de bevroren rivier Kalix over. Door de sneeuw op het ijs lopen tientallen sporen van skidoo’s die de rivier als snelweg gebruiken. Het heeft veel weg van een enorm uitgestrekt spoorwegemplacement.

Een tiental kilometers verder ga ik op zoek naar een geschikte plek voor de tent. Eerst ga ik een aantal huizen langs om te vragen of ik op hun land mag slapen, maar niemand wil er iets van weten. Vergeleken met de enorme gastvrijheid tot nu toe, is deze ervaring wel een schril contrast. Soms moet ik een akelig lange en steile weg beklimmen of door een halve meter sneeuw ploegen om een huis te bereiken. Die liggen hier meestal een eind van de weg af en ver uit elkaar.

Terwijl ik druk bezig ben met de tent stopt er een politieauto waaruit twee agenten stappen.

Uiteindelijk besluit ik maar gewoon ergens naast de weg te gaan liggen, achter de sneeuwheuvels die ontstaan bij het sneeuwvrij maken van de weg. Het kost nog aardig wat moeite om de zestig kilo zware kar hier overheen te tillen. Voordeel is dat ik het er flink warm van krijg.

Er ligt een halve meter sneeuw die te hard is om aan te stampen en te zacht om de tent erop te zetten. Er zit niets anders op dan de sneeuw weg te graven. Het duurt meer dan een uur voordat het kamp klaar is. Terwijl ik druk bezig ben met de tent stopt er een politieauto waaruit twee agenten stappen. Het blijkt al snel dat ik niets misdaan heb. Ik mag hier best slapen. Ze vragen alleen waarom ik hier wil blijven, wat ik doe, waar ik heen ga en mijn naam en adres. Ze zullen een kaartje sturen zeggen ze. Zij weer weg. Ik maak wat te eten en ga daarna direct slapen. Het is hier ongezellig kaal en het waait hard. Het doet me denken aan de ‘vlakte des doods’ uit de Asterix. Alleen de lucht is schitterend met vlammende wolken in roze en rood.

De volgende dag raak ik met ’n man aan de praat in een dorpje veertig kilometer verder en hoor een vreemd verhaal, dat het gedrag van de bewoners en de agenten gisteren in een heel ander daglicht plaatst. Nog niet zo lang geleden sliepen twee mensen  in een tent vlakbij de plaats waar ik geslapen heb. Die twee werden daar vermoord door een psychopaat.

© Boris Krielen