Solo beklimming van Cerro Aconcagua (6.962 meter), Andes, Argentinië, maart-april 2002, door Boris Krielen
Hier volgt een kort verslag van de expeditie.
Aankomst in Puente del Inca was erg leuk. Daniel, de eigenaar van de Refugio, herkende me meteen en diverse andere mensen daar ook. Anderhalve dag in P.d.Inca gebleven. Dat ligt op 2.700 meter. Veel lol met een stel klimmers die net terug waren gekomen van de Aconcagua.
Daarna in drie dagen naar Plaza de Mulas gelopen (4.200m). Tot mijn verbazing waren er toch nog 19 klimmers in het park: 4 Brazilianen, 4 Spanjaarden en een expeditie uit Oekraïne van 11 mensen. Verder waren er nog wat wandelaars in het park. Aangezien het park enorm groot is betekent dat dat je toch bijna nooit iemand tegen komt. Het basiskamp (Plaza de Mulas) was geheel verlaten. Een uitgestrekte zee van rotsen.
Vanuit het basiskamp een eerste tocht gemaakt naar Alaska (5.200m). Dat ging erg goed, hoewel er erg veel wind stond. Onderweg kwam ik de Brazilianan en Spanjaarden tegen. Die kwamen van het hoogste kamp Berlin (5.900m) omlaag en waren daar weggewaaid. Tot 5.400 meter lag er nog geen sneeuw, dus dat viel me mee.
Volgende ochtend kwamen de Brazilianen en Spanjaarden vertellen dat ze weggingen, omdat ze min of meer geschrokken waren van het slechte weer op grotere hoogte. Toch een beetje een tegenvaller, want er was eindelijk wat leven in het basiskamp.
Acclimatisatietocht naar Nido (5.400m). Alleen de Russen zijn er nu nog. De meeste van hen zitten echter in de Refugio achter het basiskamp en gaan niet klimmen. 6 van hen zitten in Nido. Ik breng wat materiaal naar boven en zit een uur of twee te kletsen met een paar van hen over de Aconcagua, over de Elbrus, over Rusland en over de documentaire die zij maken. Dan blijkt het plots al 18:00 uur te zijn en moet ik snel terug naar het basiskamp. Ik daal 1.200 meter af in een uur.
De volgende dag twijfel ik of ik een rustdag zal nemen. Een hele dag alleen zitten voor je tent is niet alles. Ik besluit toch naar Nido te verhuizen met de tent. Al het materiaal 1.200 meter omhoog brengen. Heel nice. Het weer is nog steeds goed. Overdag veel zon en veel wind, ’s nachts nog meer wind en ongeveer 10 graden onder nul.
Het gaat behoorlijk snel. Alleen het laatste stuk naar Nido heb ik heel langzaam gelopen. Helaas zijn de Russen naar Berlin vertrokken, het hoogste kamp op 5.900 meter. Ik ben dus weer alleen. De tent opzetten in de wind gaat minder makkelijk. Pas na veel sjouwen met rotsblokken ben ik tevreden. De eerste nacht slaap ik slecht door het ongelooflijk hard klapperen van het tentdoek. ’s Morgens is het 17°C onder nul in de tent. Heel lekker wakker worden is dat. Het ijs valt meteen in je nek.
’s Middags loop ik naar Berlin en drink een kop thee met de Russen. Twee van de 6 zijn halverwege van hun top poging terug gekomen met bevriezingsverschijnselen. De andere 4 zijn nog onderweg en zullen de top ook bereiken. Dat verneem ik even later live via hun radio. Na een uur ga ik weer terug naar Nido. ’s Nachts raast er een storm over de berg. Het gaat zo vreselijk tekeer dat ik niet geloof dat de tent ertegen zal kunnen. Ik trek m’n donsjack en klimbroek aan en pak m’n rugzak in, klaar om in actie te komen mocht de tent het begeven. Gelukkig blijft de tent heel, maar ik ben doodmoe als het weer licht wordt.
Afdalen, speelt door m’n hoofd. Ergens heen gaan waar het rustig is om bij te komen. Maar als ik afdaal dan moet ik weer opnieuw beginnen. Vroeg in de middag pak ik alles bij elkaar en klim naar Berlin, 5.900 meter. De Russen komen net naar beneden. Met drie van hen sta ik even te praten. Ze gaan meteen het park uit, aangezien hun vliegtuig over enkele dagen vertrekt. Dat betekent dat ik vanaf dit moment dus echt helemaal alleen op de berg zit! Een zeer bijzondere situatie die maar weinigen meemaken. Gelukkig is de route naar Berlin niet moeilijk en niet lang, slechts drie uur. Daar is een hut, een soort groot hondenhok. Binnen is het net zo koud als buiten, maar ik zit in elk geval uit de wind. Ik smelt bergen sneeuw en probeer wat te eten. Het drinken gaat goed, maar honger heb ik helemaal niet.
Ik wil de volgende dag een top poging wagen. Ik maak van mijn aluminium reddingsdeken wanten en een broek. Mijn handen en bovenbenen waren namelijk erg koud in de wind. De extra laag van dit flinterdunne materiaal blijkt een goed middel! De nacht verloopt goed, ik slaap als een rotsblok.
Volgende ochtend sta ik om 8 uur op. Het is 20°C onder nul buiten (en binnen ook). Ik moet mezelf toch eens duidelijk maken wat hier zo leuk aan is. Na een groot bord Brinta (jawel, erg lekker warm) en een liter thee ben ik er helemaal klaar voor. Donsjack aan, Goretex jack erover. De aluminium broek en wanten aan. Die kraken behoorlijk.
Het is mooi weer. Het eerste deel van de route herken ik helemaal en het schiet flink op. Bij de de White Rocks neem ik even pauze en eet wat chocola. In de verte hangen dreigende wolkenpartijen over de hele breedte van de horizon. hmmm….. niet nice. Af en toe waait er een wolkje rond de top.
Ik loop verder en bereik de ruïne van de Independencia hut op zon 6.400 meter. Daar doe ik m’n stijgijzers aan en eet en drink weer wat. Het weer betrekt nu snel. Als ik 100 meter hoger op de Traverse sta waait het hard en is het uitzicht minimaal. Hier moest ik de eerste keer omdraaien door het slechte weer. Ik wil nu verder komen.
Ik volg de Traverse richting Canaleta. De route is steeds steiler en de top verdwijnt in de wolken. Als ik eindelijk de Canaleta bereik, is er een echte storm opgestoken. De wind waait van beneden over de Gran Acarreo omhoog door de smalle kloof die de Canaleta heet. Ik klim steeds een meter of 10 omhoog en schuil dan tussen de rotsen aan de zijkant. Terug gaan? Morgen opnieuw proberen? Ik ben al zo ver… helaas kan ik niet goed zien hoe ver het nog is.
Steeds ga ik weer wat verder. Dan wordt het heel even helder en zie ik een adembenemend tafereel van 100 km bergen om me heen liggen en zie ook heel vaag de top. Ik besluit door te klimmen. Het duurt nog ruim een uur voordat ik op de top sta. De laatste 10-tallen meters waren ongelooflijk zwaar. Helaas is er geen uitzicht als beloning, slechts een gemene koude wind.
De afdaling was nog veel erger. Ik wind had ik nu recht tegen. Deze bracht een striemende stroom ijsdeeltjes mee. Het zicht was meestal niet meer dan 10 meter. Mijn gletsjerbril zat helemaal dicht met ijs en af en toe kon ik echt helemaal niets meer zien. Hele verademing om weer terug te zijn in Berlin.
De volgende dag lag er een halve meter verse sneeuw en was het stralend weer, met nu wel een fantastisch uitzicht. Heel mooi, maar ik besef goed dat de beklimming een stuk moeilijker zou zijn geweest met deze sneeuw, vooral omdat stukken rots nu glad zijn en de route niet of minder goed zichtbaar.
Nu ik weer terug ben in Mendoza lijkt het allemaal een vage droom, een beetje een nachtmerrie wel. Tijdens het typen voelen m’n vingers vreemd aan. Twee vingers van m’n linkerhand zijn bij de toppen toch bevroren geweest. En m’n neus was bevroren en voelt vreemd aan. Verder is alles nog heel. Ook hoorde ik pas beneden in het dal dat die storm de Viento Blanco was en niet zomaar wat wind. De Viento Blanco is een storm rechtstreeks vanaf de Grote Oceaan met wind tot 150 km/uur.
© Boris Krielen