Rechtsaf de eenzaamheid in

Een winterse solo trektocht door Schotland, door Ramon Sijmons

Eindelijk rijd de bus het station van Fort William binnen. Ik had hier een dag eerder willen zijn, maar ja, het vliegtuig was defect, dus de reis duurde een tikkeltje langer dan gepland. Mijn eerste solotrektocht, wat heb ik hier naar uitgekeken!

Schotland

Schotland

Ik zie de tocht eigenlijk als een soort van proef, als dit bevalt zal ik misschien wel vaker alleen er op uit trekken. Ik ben nieuwsgierig hoe het me gaat bevallen; de hele dag alleen zijn, niemand om mee te dollen, niemand die je ’s nachts wakker houdt met z’n gesnurk, maar ook niemand waar je je aan op kunt trekken als je een dipje hebt.

Met een aangename tinteling in mijn lichaam vis ik mijn rugzak uit de bagageruimte. Met de kaart binnen handbereik ga ik op zoek naar het beginpunt van de West Highland Way, een Lange Afstands Wandelroute die tussen Glasgow en Fort William ligt. Ik wil deze route de eerste dagen volgen, zodat ik goed ingelopen ben. Daarna wil ik mijn eigen weg gaan zoeken en als het weer het toestaat een paar kleine beklimmingen doen. Maar dan moet het wel heel wat kouder worden, want nu is het zo’n 9 graden! Met de huidige temperaturen is er bijna geen sneeuw en ijs te vinden en de vele regen maakt de rotsen spekglad. Daarnaast is het lawinerisico te groot, omdat losliggende stenen door het regenwater meegevoerd worden. Verzonken in mijn gedachten loop ik het beginpunt van de West Highland Way bijna voorbij.Wordt het een unieke ervaring, of wordt het een tocht om snel te vergeten? Het zal nog een aantal dagen duren voordat ik het weet! Rechts langs de weg staat een houten paaltje dat het beginpunt van deze 160 km lange wandelroute aangeeft. Uiteraard moet hier even een foto van gemaakt worden.

Na ongeveer 3 kwartier stevig doorstappen is het moment daar om de geasfalteerde weg achter me te laten. Het pad buigt af naar rechts, de eenzaamheid in. Ik ben blij dat ik op een onverhard pad terechtkom, want met alpine D-schoenen op een verharde weg lopen is niet echt plezierig. Fluitend loop ik het eerste hellinkje omhoog. Ik verbaas me erover dat het nog zolang droog blijft. Tijdens de busrit van Edinburgh naar Fort William kwam de regen af en toe met bakken uit te hemel. Veel tijd om me hier over te verbazen heb ik niet, want het begint meteen de druppelen. Het ziet er naar uit dat het voorlopig niet zal stoppen dus haal ik mijn regenbroek uit mijn rugzak waarna ik mijn weg vervolg. Het regent dan wel, maar het is niet een van de stortbuien die ik tijdens de busrit gehad heb.

Vanaf 15:30 begin ik me af te vragen hoe lang het hier eigenlijk licht blijft. Het lijkt al te beginnen met schemeren. Ik zit natuurlijk een stuk noordelijker dan in Nederland. Het zal hier dus wel eens een stukje vroeger donker kunnen worden. Het wordt tijd om langzamerhand een goede kampplaats te zoeken. Want vlakke, open plaatsen met wat water in de buurt (afgezien van het hemelwater) ben ik nog niet veel tegen gekomen. En ik heb niet echt veel zin in een van de donkere bossen te gaan kamperen. Deze bossen zijn echt zo donker dat ik al kippenvel krijg, als ik er doorheen loop. De bomen staan erg dicht bij elkaar en hun dichte kruin voorkomt dat zonlicht door kan dringen tot op de bodem. De grond is daardoor geheel onbegroeid. Het is niet mogelijk om ver dan 10-15 meter diep in het bos te kijken. De wirwar aan boomstammen ontneemt ieder zicht. De wind doet de bomen zachtjes heen en weer bewegen waardoor de stammen elkaar af en toe met een piepend geluid raken. Gecombineerd met het geruis van de neerdalende regen, lijkt het alsof de bomen zacht met elkaar praten. Als ik hier moet slapen, dan doe ik beslist geen oog dicht!

Even na vieren moet ik over een veehek klimmen en kom ik weer in een stukje open terrein terecht. Een stukje verderop beginnen de bossen weer en volgens mijn kaart lopen die bossen nog wel even door. Dan kom ik er achter dat deze plaats in ieder geval wel aan een van mijn eisen voldoet. Waar ik ook ga staan in het gras, overal vormen zich kleine poeltjes rond mijn schoenen. Het lijkt me geen goed idee om hier ergens mijn tent in op te zetten, want dan heb ik in no-time een waterbed. Uiteindelijk vind ik dan toch een redelijk droog plekje, boven op een klein heuveltje. Niet echt beschut, niet echt recht, maar je moet toch wat!

Als ik na het eten de tent in vlucht om te schuilen voor de regen, zie ik witte stipjes dichter bij komen: schapen. Als ze maar niet al te dicht in de buurt van de tent komen, dan vind ik het prima. Ik heb niet zoveel zin om voor dag en dauw gewekt te worden door het geblaat van die beesten. Alhoewel zo’n bolletje wol in de tent wel lekker warm is.

Zondag

Ik ben ’s nachts niet wakker gehouden door de schapen. Wel heb ik de hele nacht ruzie gehad met mijn slaapmatje. Omdat de tent zo schuin stond, gleed het matje bij iedere beweging die ik maakte naar beneden (richting voeteneinde). Om in slaap te komen heb ik maar regenbuien geteld in plaats van schapen, want die waren veel nadrukkelijker aanwezig.

Toen het eindelijk weer eens droog werd ben ik snel opgestaan om mijn spullen in te pakken. Net op het moment dat ik de tent af wilde breken, lieten de wolken hun overvloedige vocht weer los. Dat werd dus een ontbijt in de regen, maar daar smaakt het echt niet minder door.

In volle regenbepakking vervolgde ik mijn weg weer. Als ik uit de bossen kom en echt vrij uitzicht krijg, begint het echter pas echt te gieten. Maar zolang het terrein redelijk vlak is, is dat niet zo’n ramp. Pas als het stijl omhoog gaat, dan wordt het wel erg klam en vochtig in de mobiele tent die wordt gevormd door mijn regenkleding. Als het dan eindelijk een paar minuten droog is, wil ik mijn regenbroek uittrekken. Een paar passen verder begint het uiteraard weer te gieten, dus moet ik weer stoppen om de broek weer aan te trekken.

Voorlopig trek ik zielsalleen door het landschap. Na een paar uur ben ik nog steeds niemand tegenkomen, heb ik zelfs nog geen teken gezien van menselijke activiteit. Dit is waarvoor ik naar Schotland ben gegaan!

Vlak voordat ik bij een dorp aankom, neem ik tegen beter weten in, een andere route dan op mijn kaart staat aangegeven. Uiteraard was dit afstekertje niet echt korter, integendeel, en moet ik nu een heel stuk over een saaie weg lopen. Als ik dan toch bij het dorp ben aangekomen, eet ik nog wat en bestuur ik de kaart nogmaals. Ik moet nu zo’n 600 meter stijgen, en de kaart geeft weinig goede overnachtingplaatsen aan. Ondertussen heeft het gedurende de laatste uur, anderhalf uur, echt gegoten en loopt het water regelrecht door mijn rugzak heen. Deze combinatie maakt het voor mij wel heel aantrekkelijk om om te draaien en een paar honderd meter terug de droogte van een trekkershut op te zoeken. Geen verkeerde keuze blijkt achteraf. De hut blijkt een drooghok te hebben en douches op de kamers. Niet verkeerd! Ik kom er nu ook achter wat de pijn aan mijn hiel veroorzaakte. Een behoorlijke blaar zorgt ervoor dat ik voor het eerst sinds jaren mijn “compeet” moet gaan gebruiken.

’s Avonds in de hut horen we dat er recordhoeveelheden regen zijn gevallen. In het gebied rond Fort William zo’n 150 mm in 24 uur!

Maandag

Vannacht heb ik heerlijk geslapen. Nou ja, geslapen, ik heb heerlijk gelegen. Een van mijn engelse kamergenoten, die met een dreigende blik nog had gevraagd of ik niet snurkte, bleek zelf erg goed te zijn in het produceren van deze nachtelijke geluiden. Na een vroeg ontbijt heb ik mijn rugzak maar weer ingepakt. Omdat er een officieel weeralarm was gegeven, ben ik maar zonder tent op pad gegaan. Ook zijn er lawinewaarschuwingen uitgegeven, dus deze dag was sowieso geen geschikte dag om echt van het pad te gaan. De eerste meters onderweg blijken bijzonder stroef te gaan, omdat mijn hielen behoorlijk pijn deden. Gelukkig gaat mijn route al snel stijl omhoog, waardoor ik de pijn niet zo voel. Maar hoe hoger ik kwam hoe erger de wind werd. Het wordt zo erg dat ik m’n goretex broek en mijn handschoenen maar weer tevoorschijn haal, omdat de wind dwars door mijn broek heen blaast. Ondanks het slechte weer, is het weer volop genieten in het lege landschap. Zelfs als de laatste zonnige periodes definitief plaats hebben gemaakt voor regen en hagel. Maar er is geen haar op m’n hoofd dat er aan denkt om terug te keren naar de warmte en beschutting van de hut, zoals een “normaal mens” zou doen. Ik begin me dan ook af te vragen waarom ik dit zo mooi vind. Zijn het de uitzichten? Ja, die zijn zeker geweldig. De kleuren zijn er vol, zelfs bij dit weer. Is het dan de eenzaamheid? Ook dat, het is ronduit overweldigend, om het in je eentje op te nemen tegen de elementen. Maar ik denk dat het mooiste de uitdaging is. Je stelt jezelf een doel voor de dag en je probeert het doel te bereiken. In je eentje hoef je ook geen verantwoording af te leggen en je doet alles op je eigen manier en op je eigen tempo. De wind, regen en de hagel worden eerder een motivator dan een tegenstander, omdat je weet dat ze je niet klein zullen krijgen.

Na 2 uur lopen neem ik even een pauze om wat te eten. Maar het is te koud en te nat om stil te blijven staan. De wind is zelf zover in kracht toegenomen, dat ik twee keer letterlijk omver word geblazen. Tijdens de afdaling, waar ik geen uitzicht meer heb, slaat de verveling echter toe. Ook begin ik wel heel erg pijn te krijgen in mijn linkerkuit, die ik probeerde te verminderen door sterk op mijn skistok te leunen. Ik probeer de saaie terugweg te veraangenamen door zoveel mogelijk film- en songtitels te bedenken die beginnen met het woordje “The”. Verveling doet gekke dingen met een mens.

Eenmaal terug in de hut blijkt dat mijn kamergenoten en ik de enige gekken zijn die op pad zijn gegaan. De anderen hebben hun dag besteed met het bezoeken van dorpjes. Aangezien de weersvoorspellingen voor morgen even beroerd zijn als die van vandaag, alleen wat minder wind, besluit ik nog maar een nachtje langer in de hut te blijven. Toch wel lekker, zo’n droog bed.

’s Avonds wordt het erg gezellig in de hut. Mijn engelse kamergenoten hebben een paar flessen wijn opengetrokken. Ook de Nederlandse bewoners van de hut doen mee. Voorzichtig heb ik nog plannen gemaakt voor dinsdag, maar ik ga er al van uit dat ik ze niet ga volbrengen.

Dinsdag

De eerste stappen van de dag gaan erg moeilijk, door een verkrampt gevoel in mijn kuit. Waar deze pijn vandaan komt weet ik niet precies. Ik denk dat ik te lang heb doorgelopen met een blaar, voordat ik die heb verzorgd. Daardoor heb ik waarschijnlijk te krampachtig gelopen, wat in combinatie met de stijve zolen van de schoenen voor een verkrampte kuitspier heeft gezorgd. Aangezien ik de rest van de week wel nog actief wil zijn, besluit ik maar een rustdag in te lassen. Dus heb ik mezelf maar getrakteerd op een echte lunch, i.p.v. wat muesli repen. Vanavond eindelijk de laatste avond in de hut! Ik hoop dat ik nu wel eens een nacht door kan slapen.

Woensdag

De nacht was dus niet zoals gewenst. In plaats van één zaagmachine, had ik er nu twee op de kamer liggen. Mijn twee kamergenoten snurkten om het hardst. Zo erg, dat ik mijn oordopjes maar heb ingedaan. Helaas kunnen deze niet op tegen het geweld van de slapende schoonheden op mijn kamer. Om 6 uur gaat voor hun de wekker en om 7:30 namen we afscheid van elkaar. Ik besluit nog een half uurtje te blijven liggen.

Om negen uur sta ik ook gepakt en gezakt buiten. Ik ben erg nieuwsgierig hoe het zal gaan met mijn been. In het begin gaat het verre van soepel, maar nadat de machine eenmaal op gang is gekomen, gaat het prima! Het weer houd zich ook prima aan de voorspellingen. ’s Morgens nog wat regen, maar nu begint het steeds verder open te trekken, wat resulteerd in schitterende uitzichten. Vol van energie ga ik over the Devils Staircase, het hoogste punt van de West Highland Way. Dan is het moment daar om de gebaande paden te verlaten en de vallei in te trekken! En dat gaat direct een stuk minder soepel. Van een pad geen spoor, het lopen kwam grotendeels neer op modderworstelen. Ongelofelijk wat een blubber! Ik bedenk me tijdens het ontwijken van de modderpoelen dan ook dat ik een paar nieuwe sporten heb uitgevonden: mudhoppen (van de ene kei/graspol naar de ander springen) en swamptrampen (bij gebrek aan keien/pollen de ondiepste modderpoelen uitzoeken en hopen dat je niet tot over je enkels wegzakt). Het is een behoorlijk vermoeiende bezigheid. Ik moet heel wat extra meters maken en soms met alle macht mijn voeten en stokken uit de zuigende modder trekken. Een paar keer gaat het bijna fout en sta ik tot over de rand van mijn schoenen in de blubber, maar gelukkig gutst er niets naar binnen.

Al “zigzaggend” trek ik richting de pas, het hoogste punt van de Lairig Gartain valei (op ongeveer 500 meter hoogte). Hier aangekomen, geniet ik van het schitterende uitzicht. Nadat ik mijn kaart heb bestudeerd, besluit ik dat dit voorlopig de beste kampplaats is. Dus begin ik maar weer te speuren naar een droog stukje grond. Uiteraard is dat weer op een klein heuveltje, waardoor ik wel erg geëxponeerd sta op deze pas, maar ja, beter is er niet.

Vanuit mijn tent heb ik een schitterend gezicht op de zonsondergang, waar ik vanuit mijn slaapzak dan ook lang van lig te genieten. Deze momenten zijn eigenlijk niet te beschrijven, je moet ze eenvoudig zelf meegemaakt hebben. De schoonheid van het landschap, het kleurenspektakel van de ondergaande zon, de volmaakte stilte, alles vult me met een warm gevoel van tevredenheid.

Donderdag

Gerommel, maar niet dat van onweer. Een lawine! Ik zit recht overeind in mijn tent. Het gedonder komt snel dichterbij. Mijn hart slaat in recordtempo. Ik heb mijn tent toch niet te dicht naast de wand gezet? Dan neemt het lawaai af zonder al te dichtbij te zijn geweest. De stenen en puin van de lawine hebben mijn tent dus niet bereikt. Ik kan weer met een gerust hart verder gaan slapen.

Als ik ’s morgens mijn tent uit wil komen bedenk ik me dat ik een typische beginnersfout heb gemaakt. Ik ben gisteren vergeten mijn sokken in de slaapzak te leggen. Daardoor zijn deze nu stijf bevroren. Ook de schoenen zijn onbewegelijk. Er zit niets anders op dan de brander aan te steken en de sokken en de schoenen voorzichtig te drogen. Ik kan er de humor zelf gelukkig wel van inzien!

Het is nu bitter koud. Sinds de zon gisteren is ondergegaan is de temperatuur gezakt en de wind toegenomen, waardoor ik de hele nacht heb kunnen genieten van een concert van klapperend tentzijl en zoemende scheerlijnen. Nu is de wind gelukkig weg, maar het is wel nevelig. Tijdens mijn ontbijt overweeg ik welke route ik vandaag zal volgen. Ik wil eigenlijk wel een beetje gaan klimmen, maar het weer ziet er niet echt goed uit. Daarom besluit ik wel gewoon berggroep met de onuitspreekbare naam Buachaille Etive Beag over te steken, maar via een schouder tussen twee toppen in. Mogen de condities goed zijn, dan kan ik nog altijd besluiten een topje van deze groep te beklimmen.

Eerst loop ik langs de sporen van de lawine. Er zijn een twintigtal rotsen van het formaat van een voetbal naar beneden gekomen, samen met wat kleiner puin. Als ik de tent te dicht bij de wand had gezet, hadden deze flinke schade aan de tent en zijn bewoner kunnen aanrichten. Met een tevreden gevoel over de keuze van mijn kamplaats loop ik verder. Het stijgen gaat de eerste meters erg goed. Gewoon steile hellingen. Daarna moet ik over gaan tot wat klauter werk, maar dit levert geen probleem op. Wat wel problematisch dreigt te worden is het weer. Het zicht begint nu slecht te worden, veel meer dan 50 meter is het zicht niet. Als ik op de schouder aankom is het zicht nog minder. Ik besluit daarom maar om meteen aan de andere kant af te dalen en niet verder te klimmen. Er zijn hier een paar flinke afgronden en die zie ik niet graag over het hoofd!

Eenmaal beneden in de vallei, blijkt het nog wel erg vroeg te zijn. Het weer is niet goed, het miezerde al weer en tijdje en nu barst het echt weer los. Te riskant om verder te klimmen. Daarom besluit ik maar af te dalen door de vallei en dan de volgende vallei weer in te gaan. Deze vallei, naast het stroompje met de naam “Allt Coire Gabhail” (wie verzint die namen?) zou erg mooi moeten zijn.

Als ik de vallei uiteindelijk indraai, zie ik echter niets. De bewolking hangt nu zo laag, dat ik alleen maar de voet van de bergen kan zien. Al glibberend werk ik me omhoog door de vallei. Op zo’n 450 meter hoogte zie ik een mooi recht plaatsje waar ik mijn tent op kan zetten. Die heb ik in deze vallei nog niet veel gezien en besluit er maar mee te stoppen. Als ik mijn tent opzet, is de invloed van de regen weer goed te zien. Alles in mijn rugzak is drijfnat. Ik ben blij dat ik niet vergeten ben om mijn kleren, slaapzak en matje goed in te pakken!

Vrijdag

De laatste bruikbare dag. Morgen moet ik de bus naar Edinbourgh nemen! Om de vakantie in stijl af te sluiten regent het vandaag ook weer. Ik sta lekker vroeg op en ben om 8 uur al onder weg. Helaas hangt de bewolking weer te laag, zodat ik weinig kan zien. Als ik uiteindelijk op de grote doorgaande weg (de A82 tussen Glasgow en Fort William) aankom, is het zicht inmiddels wat verbetert. Hierdoor kan ik wel de beroemde “Three Sisters of Glencoe” bewonderen. Deze drie bergwanden naast elkaar zijn erg indrukwekkend. Maar doordat het dal zo smal is, is het onmogelijk dit goed op de gevoelige plaat vast te leggen. Je ziet slechts een klein deel door je lens!

Uiteindelijk bereik ik dan het plaatsje Glencoe. De laatste kilometers langs de grote weg waren, op z’n zachts gezegd, niet echt boeiend. Eerder erg vervelend! Helaas is Glencoe niet echt een wereldstad, dus moet ik nog zo’n 2,5 uur wachten op de bus naar Fort William. Tijd genoeg dus om de lokale supermarkt te overvallen. Een paar appels en een belegde sandwich gaan er wel in!

Gelukkig is het tijdens het wachten droog. Ik loop nog even naar een meertje toe om daar wat foto’s te maken. De rest van de tijd dood ik met wat magazines, die ik bij een tankstation heb gekocht.

In Fort William zoek ik een lodge in het centrum op. Om de tijd te doden ga ik ’s avonds nog naar de film. Je moet “The Lord of the Rings” toch gezien hebben, nietwaar? Terug in de lodge neem ik met een nieuw boek (verplichte kost voor de bergsporter; “The White Spider” van Heinrich Harrer) plaats in de verblijfsruimte. Even later raak ik in gesprek met twee Oostenrijkers klimmers en twee totaal gestoorde Engelsen. Het duurde niet lang voordat de whiskey op tafel stond. Het is nog heel laat geworden die avond.

Zaterdag

Met de bus van 14:10 vertrek ik weer richting Edinbourgh. Tijdens deze 4 uur durende reis heb ik de tijd om de afgelopen week nog eens te overpeinzen. Heb ik bereikt wat ik heb willen bereiken? In zekere zin niet. Ik ging weg met het idee om een week niet in de “beschaving” te komen. Aangezien ik een paar nachten in een hut heb doorgebracht heb ik dat niet gehaald. De aanwezigheid van de hut was bij dit extreme natte weer (zelfs voor schotse begrippen) te verleidelijk. Wat ik veel belangrijker vind, is dat ik nu weet dat ik klaar ben om meer solo ondernemingen te gaan doen. Het ontbreken van gezelschap maakt me niet zwakker, maar misschien zelfs sterker. Dit zal dus zeker worden vervolgd!

© Ramon Sijmons