Vrijdag 1 september 2002, Mont Blanc, Frankrijk
De zwarte streep in de sneeuw voorspelde weinig goeds. Een gletscherspleet. Oppassen dus. Ik wilde eroverheen stappen aan de onderkant, waar de helling minder steil was. Ik zette een stap… een seconde later viel de vloer onder me vandaan… een tijdloze val die me de zwarte diepte in zou sleuren… alles ging vertraagd als in slowmotion…
Ik viel niet meer, ik bleef met een arm op de rand hangen… Met mijn stokken kon ik een brug maken over de spleet en mezelf tegenhouden. Ik was heel rustig, wat me opviel maar niet verbaasde. Dit was de eerste keer dat ik in een gletscherspleet viel terwijl ik echt helemaal alleen was. Niemand zou me hier komen zoeken. Ik moest er zelf uitkomen. De rand brokkelde een beetje af. Ik maakte een steun voor mijn knie, maar ook daar zakte de sneeuw verder weg. Met mijn sneeuwschoenen had ik tegen de gladde wanden van de spleet helemaal geen grip. Toch voelde ik dat ik daar niet zou blijven. Uiteindelijk wist ik eruit te komen met spartelende zwembewegingen. Pas een paar meter verderop ging ik staan en keek trillend terug naar het zwarte gat in de witte sneeuw. Het was goed gegaan deze keer. Terwijl ik verder liep moest ik terugdenken aan de beklimming van de Mont Blanc samen met Peter-Arjen vorig jaar. Als een film zag ik de gehele tocht voor me.
Om drie uur ’s morgens was de wekker afgelopen. Het idee om te gaan klimmen was niet echt een aanmoediging om op te staan. Zelfs binnen in de hut was het koud. Buiten zou het onder nul zijn en daarbij was het ook nog eens donker. De ijswand die de vorige avond nog zo aantrekkelijk leek, badend in het zonlicht, hing nu dreigend zwart over ons heen.
Als een blinde liep ik in het spoor van Peter-Arjen. Mijn hoofdlamp deed het niet meer. Hier en daar struikelde ik half over sneeuwrichels en ook de hellingshoek kon ik af en toe helemaal niet goed inschatten, zodat ik op steile stukken stuntelig omhoog probeerde te komen, alsof het mijn eerste klimtocht was. We passeerden overhangende seracs en diepe gletscherspleten. In de diepte onder ons waren de lichtjes van Chamonix zichtbaar. Heel in de verte kondigde een streep lichtblauw de dag aan. Een opluchting! Op dat moment waren we ook door de eerste wand heen en liepen langs de kam van de Mont Blanc de Tacul. Links lag de top, maar wij gingen rechtsaf richting Maudit.
Nu de steile helling achter ons lag had de wind vrij spel. Als een scherp mes sneed de wind langs mijn gezicht. De gevoelstemperatuur daalde tot ver onder nul. De volgende klim naar de Mont Maudit leek mee te vallen. De wand helde onderaan flauw, maar eindigde in een bijna rechte muur. We meenden de route naar rechts te zien buigen om het steilste deel heen. Dat bleek terplekke een scheur in de sneeuw te zijn. De route liep wel degelijk recht omhoog. Vaste zekeringen waren nu absoluut noodzakelijk. Iets nieuws voor mij. Aangezien ik tot nu toe bijna alles solo had geklommen had ik me nooit zo bezig gehouden met zekeringstechnnieken. De cursus sneeuw- en ijsklimmen voor gevorderden die ik had gevolgd bij de NKBV vorig jaar kwam goed van pas. Wat eerst slechts een meter of 25 leek bleek uiteindelijk toch wel dik 100 meter te zijn, en zo’n 60 graden steil. De zekeringen waren dus niet echt overbodig. Het laatste stuk tot op de topgraat zekerde ik Peter-Arjen. Hij keek even afwezig naar mijn zelfverzonnen constructie van touw, pickel en enkele carabiners, maar gaf verder niet aan te twijfelen over de kwaliteit ervan.
Er volgde een lange afdaling naar de Col de la Brenva. Op de brede vlakte werden we bijna weggeblazen. Links zagen we de enorme ijsbrokken hangen van de Brenva-flank. Daar hadden we eigenlijk doorheen willen klimmen, maar hier zagen we dat het schier onmogelijk was geweest. Een uur later, aan het begin van de helling van de Mont Blanc zelf, begon de honger onfatsoenlijke afmetingen aan te nemen. Probleem was alleen dat er geen enkele beschutting was tegen de steeds toenemende wind. Op de open vlakte aten we snel wat koeken, zittend op onze rugzakken. Vooral de hete thee zorgde voor een aardige opleving. Toch waren we totaal verkleumd toen we enkele minuten later weer verder klommen. Hier vertoonde Peter-Arjen de eerste tekenen van vermoeidheid. De combinatie van een meer dan 55 graden steile helling en windkracht 9 vertraagde ons aanzienlijk. Soms moest ik moeite doen mijn evenwicht te behouden. Om de paar meter stond Peter-Arjen een tijdje stil en keek afwezig naar de grond.
Het was nog zeker 500 hoogtemeters naar de top. We hadden afgesproken dat we elke 25 stappen 10 seconden zouden stilstaan. Na 23 stappen voelde ik een ruk aan het touw, teken dat Peter-Arjen al was blijven stilstaan, en na de 10 seconden moest ik met een korte ruk aan het touw aangeven dat we weer verder moesten. Het ging niet slecht zo, maar ongewild stoorde ik me aan het trage tempo. De snelste past zich aan aan de langzaamste, luidt de regel. Ik voelde me sterk omdat ik de snelste was, maar irriteerde me steeds meer… we stonden te lang stil, ik kreeg het koud… en na de top moesten we nog urenlang afdalen…
Achter me werd Peter-Arjen steeds trager en tussendoor stond hij soms wel een halve minuut stil, apatisch naar de grond starend alsof hij uitkomst of kracht verwachtte van dat nuchter stuk ijs. Ook tijdens de tweede stop zei hij nauwelijks meer dan dat hij erg moe was maar wel door wilde gaan. Ik genoot van het schitterende uitzicht vanaf de wand over het hele dal, de Brevent aan de overkant… de Jorasses achter ons, de Courtes, de Droites…
25 stappen werden er 10 en 10 seconden werden er 30… we vorderden steeds trager. Hoewel de zon nu hoog aan de hemel stond was ook de wind toegenomen. Achter me liep een schim, versuft. Ik maakte me er zorgen over. Nog éénmaal werd de helling steiler, het laatste zware stuk. Happend naar zuurstof stonden we op de brede afgeronde top van de Mont Blanc. Niemand te zien. Het paradijs voor ons alleen. Een geweldig gevoel van triomf en opluchting stroomde door me heen. 4.807 meter hoog. Duizenden kilometers om ons heen was er geen punt dat verder de atmosfeer in stak dan daar waar wij nu waren. Zelfs Peter-Arjen klaarde zichtbaar op en was blij met de prestatie. Twaalf uur waren we onderweg geweest.
De euforie die zich ontlaadt bij het voltooien van een slopende beklimming maakt het allemaal de moeite waard. Daarnaast is er nog veel meer, dat moeilijker onder woorden te brengen is. Een gevoel van afzondering. Een gevoel van zoeken naar het leven, naar mezelf. Een gevoel van één zijn met een vijandelijke omgeving. Het gevoel een stukje van de mystieke puzzel van mijn spirituele zoektocht te hebben gevonden. En een onafwendbare motivatie om daarmee door te willen gaan.
© Boris Krielen