Maandag 16 september 2002
Tropisch warm. Getoeter van auto’s. Massa’s mensen. We zijn duidelijk niet meer op de berg. Terug in Osh kunnen we eindelijk weer wat nieuws doorgeven via internet. De Russische satellietverbinding bleek toch geen groot succes. De satelliettelefoon was de hele tijd in een ander kamp dan waar wij waren, zodat we er geen gebruik van konden maken. Vooral heel jammer omdat er erg veel is gebeurd. Hierna een kort verslag van een gave maar vermoeiende expeditie.
De vlucht naar Osh was verrassend goed. Een klein propeller vliegtuigje bracht ons er in een uur heen. Een vreselijk lomp terreinvoertuig reed ons een dag later in acht uur naar het Ashik-Tash basiskamp (BC) op 3600 meter. De eerste dagen hebben we doorgebracht met bijkomen van de slopende reis, wennen aan de omstandigheden in het basiskamp – primitief maar met veel en uitstekend eten – en een inlooptocht naar een bergpas op 4200 meter. Tot daar geen moeilijkheden.
De groep ging de volgende dag naar kamp 1. Ramon was echter ziek geworden – een lokale griep – en bleef die dag in het BC. Boris liep met twee Engelse klimmers naar kamp 1. De gletsjer was lastig om over te steken. Ontelbare spleten en grote hoogteverschillen maakten navigatie soms bijna onmogelijk. Veel meer details over de route dan ‘bij het dode paard rechtsaf’ waren er niet. Een speurtocht door het ijs dus. De afstand bleek zo ver dat een ongeplande overnachting noodzakelijk was. Boris: ‘Aangezien ik mijn slaapzak niet bij me had was het een aardig stukje improviseren. Een berg fleece en donskleding van mij en andere klimmers bracht uitkomst.’
De dagen daarna gingen de eerste klimmers naar kamp 2 om te acclimatiseren en het kamp in te richten. Ramon en Boris liepen samen richting kamp 1, de griep leek over, maar bij de pas bleek anders. Ramon keerde om en Boris liep alleen de gletsjer over naar kamp 1.
Boris maakte een acclimatisatietocht naar 5000 meter hoogte met de twee Engelsen, Ramon kwam samen met twee Finse klimmers naar kamp 1. Daarna zorgde dagenlang slecht weer ervoor dat we niet verder omhoog konden gaan. Een tochtje terug naar BC bracht afwisseling en gelukkig ook goed weer. Kamp 2 op 5300 meter kreeg eindelijk bezoek van ons mooie knalgele Bibler-tentje. Het was wel even wennen, aangezien het tentje slechts twee slaapzakken groot is! Na een rustdag die we doormaakten met sneeuw smelten en eten kwam het noodlot weer langs. Ramon kreeg weer de reeds bekende griepklachten en moest afdalen. De Engelse klimmer Graham ging samen met hem terug naar kamp 1 en een dag later naar het BC. Voor hem was het hiermee ‘einde expeditie’.
Boris maakte die dag een acclimatisatietocht naar kamp 3 op 6100 meter en beklom de 6149 meter hoge Razdelnaya Mountain. Deze berg ligt iets naast de route. Boris: ‘Het was bij terugkomst in kamp 2 wel even een slecht bericht om te horen dat Ramon was afgedaald, maar we hadden ’s morgens afgesproken, dat hij zou afdalen als hij niet snel herstelde. Op die hoogte is herstellen bijna onmogelijk, dus het was ook niet helemaal een verrassing.’
Samen met de Deen Anders en de Thai Cheng-Wi uit de internationale groep en twee gidsen zou Boris de volgende dag naar kamp 3 gaan en daarna een toppoging doen. Boris: ‘De communicatie bleek echter een beetje mis – laat ik het daar op houden – wat maakte dat ik vanaf kamp 3 geheel op mezelf aangewezen was. Zij sliepen met z’n vieren in een ruime ijsgrot. Ik sliep alleen in een mini-ijsgrot die ik ook nog eerst zelf moest leegscheppen, want de grot was vol sneeuw gewaaid. De grot was maar 65 cm hoog. Ik kon er niet in zitten, alleen liggen. Vreselijk claustrofobisch dus en onmogelijk koud. ’s Nachts moest ik er meerdere keren uit om de ingang sneeuwvrij te maken. Geen leuk klusje bij min 30 en een harde wind. Rond half acht begon ik aan de topdag.
Ik had geen oog dichtgedaan die nacht. De anderen waren me een uur voor. Het was schitterend weer, hoewel erg fris in de schaduw en de wind die zo nu en dan flink aanwakkerde maakte het soms stekend koud. Mijn tenen kon ik na een paar uur niet meer goed voelen en ik vreesde dat dat mis zou gaan. Ik voelde me helemaal niet sterk die dag, o.a. door gebrek aan slaap. Na het middaguur kreeg ik de achterste klimmer in zicht, het was Andre, de gids van de internationale groep. Ik ben een hele tijd achter hem aangelopen tot ongeveer 6800 meter hoogte. Het weer was toen al aan het verslechteren en elke stap koste me enorm veel moeite. Dat is bijna niet voor te stellen als je hier op zeeniveau zit, maar daarboven is een stap per 5 tot 10 seconden zoiets als hardlopen.’
Boris maakte op 6800 meter de beslissing om terug te keren. Redenen: kans op bevriezing aan voeten, gebrek aan acclimatisatie door slecht weer, ziekte van Ramon en opkomend slecht weer. De andere vier klimmers hadden eerder al drie dagen in kamp 2 en drie dagen in kamp 3 doorgebracht en waren volledig gewend aan de hoogte. Voor Boris was het de tweede dag op deze hoogte. Een verschil van dag en nacht. Het was echter de laatste mogelijkheid om de top te bereiken aangezien er nog maar twee dagen van de expeditie over waren. Vrijdag 13 augustus zou de terugreis aanvangen en moest dus iedereen terug zijn in het BC.
De afdaling terug naar kamp 2 was slopend. Boris: ‘Ik wilde niet nog een nacht in de ijsgrot slapen en dus afdalen naar kamp 2. Een totale white-out met zicht van maximaal 2 meter maakte dit haast onmogelijk. Zowel links als rechts naast me was een afgrond van ruim 1000 meter diep. Geen fijne gedachte als je niets ziet. Het kostte me dan ook vele uren om kamp 2 te bereiken. Ik kwam er steenkoud aan en kwam daar tot de ontdekking dat de brander niet meer werkte door de vervuilde benzine. Zonder drinken zitten is op die hoogte gevaarlijk. Kans op hoogteziekte neemt dan snel toe. Pas de volgende ochtend kwamen Cheng-Wi en Anders naar beneden en had ik weer wat te drinken. We zijn samen naar kamp 1 gelopen en na een stevige lunch naar het BC, alles bij elkaar ook weer een slopende dag.’
Nu zitten we in het benauwde Osh. De berg lijkt verder weg dan hij is, 150 km maar. Het was een schitterende reis, een spectaculaire beklimming. De eenvoudigste 7000-der, zoals deze berg vaak genoemd wordt is zeker in het naseizoen absoluut geen terechte naam. Het bijzonder wisselende en vaak slechte weer en de gletsjer vol afgrijselijk diepe spleten en gaten en enorm steile stukken ijs waar we halsbrekende toeren hebben moeten uithalen om omhoog te komen maakten van de beklimming een moeilijk geheel. Daar zijn we het met de hele groep over eens.
Klimmen voor CliniClows gaat gewoon door. De 6800 geklommen meters mogen er volgens ons zeker wezen! Iedereen hartelijk dank voor de support. We hebben al via e-mail gezien dat er tijdens de reis nog veel meters zijn verkocht. Als we weer terug zijn, over een paar dagen, zullen we alle e-mail beantwoorden en worden ook de certificaten verstuurd. Meteen daarna begint de voorbereiding van de volgende expeditie van het project Klimmen voor CliniClowns, namelijk de beklimming van de Kilimanjaro in Tanzania – de hoogste berg van Afrika – eind november dit jaar. Stay tuned!
Greetz!
Ramon & Boris