Zeist – Het zee-ijs op de Noordpool heeft dit jaar een historisch dieptepunt bereikt. Door een ongekend warme zomer is de ijskap afgesmolten tot 4,24 miljoen vierkante kilometer. Dieren die afhankelijk zijn van zee-ijs, zoals walrussen en ijsberen, hebben het daardoor moeilijker dan ooit om te overleven.
De dikte van ijskap wordt sinds 1972 gemeten door middel van satellietbeelden. Een analyse van de Universiteit van Bremen wijst uit dat dit jaar een nieuwe laagterecord is bereikt. De kans is zelfs groot dat het totale verlies aan zee-ijs nog groter uitpakt. Het vorige dieptepunt dateerde van 2007.
“Het verdwijnen van zee-ijs als gevolg van klimaatverandering heeft dramatische gevolgen voor de natuur”, zegt Gert Polet, Arctisch deskundige van het Wereld Natuur Fonds. “IJsberen bereiken steeds moeilijker hun jachtgebieden, raken verzwakt door voedselgebrek en sterven door lange zwemtochten. Dit jaar hebben we in Alaska ook walrussen massaal naar het noorden zien trekken op zoek naar zee-ijs. De kuststrook is echter zo smal dat de dieren elkaar vertrappen en kalveren worden doodgedrukt.”
Het nieuwe recordminimum van de Noordpool toont volgens WNF weer eens de urgentie aan om klimaatverandering een halt toe te roepen. In het Energie Rapport dat WNF dit jaar lanceerde wordt aangegeven dat het mogelijk is om in 2050 alle energie uit hernieuwbare bronnen op te wekken. Daarnaast pleit WNF voor het instellen van een beschermd reservaat voor het laatst overgebleven zee-ijs. Dat moet een toevluchtsoord worden voor dieren en volkeren in het Arctisch gebied die voor hun voorbestaan al eeuwen afhankelijk zijn van zee-ijs.