Maandag 20 maart 1995, Zweden
Nederlandse Noordkaap Expeditie 1995
Deze dag begint als een echte maandag. De metalen buis die de aanhanger met de fiets verbindt is aan de bovenkant doorgescheurd. Het kost veel tijd voor we een bedrijf hebben gevonden waar ze dit kunnen repareren. Pas na vieren zitten Sven en ik weer op de fiets. We proberen nog iets van de opgelopen achterstand in te halen, maar daarvoor is deze dag blijkbaar niet voorbestemd.
We volgen een smalle weg over steile heuvels. Het is intussen donker en er is veel verkeer dat te hard rijdt. Om even aan dat gevaar te ontsnappen en om meer voor de hand liggende redenen, gaan we een hapje eten in een vier sterren bushokje. Nu we stilzitten koelen we snel af in onze dunne kleding. We doen iets warmers aan. We eten broodjes met vlees en zalm die ze ons vanmiddag hebben meegegeven. We lachen om deze gekke situatie, deze tegenstrijdigheid, om het effect van de dikke kleding en vooral de mutsen die ons op muppetpoppen doen lijken, om de reactie van voorbijgangers, om onszelf omdat we hier zijn.
Na deze culinaire stop gaan we op zoek naar een geschikte plek om te overnachten. Kilometers lang zijn er alleen pas omgeploegde velden te zien, waar we niets aan hebben. We fietsen maar weer een stuk verder door het besneeuwde landschap en bereiken een donker bos.
Al vrij snel vinden we er een open plaats, niet al te ver van de weg. We zetten de tent op met de ingang naar het bos. De bomen rond de tent zijn goed te zien, maar verderop is het aardedonker. Het ziet er geheimzinnig uit en we krijgen allebei het gevoel dat er daar iets naar ons kijkt. Aangezien we met zo’n gevoel niet kunnen gaan slapen, besluiten we gewapend met zaklampen een kijkje te nemen.
Het is er doodstil. Alleen wat takjes kraken onder onze laarzen. We volgen een pad vol kuilen waarin water staat met een dun laagje gebroken ijs, maar na honderd meter verdwijnt het pad in het niets. Ik doe mijn lamp uit. Alleen de maan verlicht de bomen en de sneeuw. Het is betoverend mooi, maar ook een beetje griezelig. Alsof er elk moment iets bovennatuurlijks kan gebeuren.
Die nacht meen ik nog diverse malen iets verdachts te horen. Toch gebeurt er niets. Pas als de zon opkomt verdwijnt met de duisternis ook de geheimzinnigheid. Alleen in mijn gedachten blijven ze, samen met alle andere herinneringen en vormen daar de reden voor deze reis en alle volgenden.
© Boris Krielen